Levensloop Fregat Hr.Ms. Hermelijn.
Het fregat Hr.Ms. Hermelijn behoort tot een klasse van zes identieke schepen, die in de jaren 1952-54 op twee Amerikaanse werven is gebouwd en die onder de bepalingen van het Mutual Defence Assistance Program aan de Koninklijke marine is overgedragen. Hr.Ms. Hermelijn, die in 1953 op stapel is gezet, bij de General Shipbuilding & Engineering Works te East Boston, werd als vijfde schip van deze serie op 5 augustus 1954 als PCE 1605 overgedragen aan de Koninklijke Marine. Commandant was luitenant ter zee der 1e klasse H.J. Hagdorn.
Deze fregatten hebben een grootste lengte van 56,27 meter, een breedte van 10,29 meter en een gemiddelde diepgang van 2,95 meter. De standaard waterverplaatsing bedraagt 808 ton, toegeladen 945 ton. De beide dieselmotoren ontwikkelen tezamen een vermogen van 1600 apk en geven het fregat een snelheid van maximaal 15 knopen per uur.
Van deze zes fregatten zijn er drie gebouwd bij de Avondale Marine Ways Inc. te New Orleans en drie - waartoe Hr.Ms. Hermelijn behoort - bij de General Shipbuilding & Engineering Works te Boston. Ze zijn bewapend met één kanon van 7,6 cm tegen zee- en luchtdoelen, drie dubbelmitrailleurs van 40 mm en vier dubbelopstellingen met 20 mm mitrailleurs. De bemanning telt 96 koppen.
Deze klasse staat bekend als de 'roofdier'-klasse, omdat alle zes schepen de namen dragen van kleine roofdieren; deze namen kwamen eerder voor bij de Koninklijke marine in de jaren 1911-14 en daarna, toen de eerste groep torpedobootjagers, bestemd voor het Nederlands eskader in Oost Indië deze namen kreeg.
Op 27 oktober 1954 vertrok Hr.Ms. Hermelijn (F819) uit Norfolk, VA in het MDAP-konvooi 'Mike', dat, behalve uit Hr.Ms. Hermelijn bestond uit een Belgische, een Portugese, en twee Italiaanse mijnenvegers, alle van het type AMS. De leiding van het konvooi berustte bij de commandant van Hr.Ms. Hermelijn. Er werd een koers gestuurd tot benoorden de Bermuda's; van de Golfstroom werd vrijwel niets bemerkt. Het verband stoomde de Bermuda Lagune binnen en voer via het South Channel naar de Amerikaanse naval base aldaar, waar op 30 oktober werd gemeerd. Op 2 november werd deze eilandengroep weer verlaten; op zee werd brandstof overgegeven aan het Portugese schip, waarna koers werd gezet naar Ponta Delgada. De zee was gedurende zeven van de negen dagen durende overtocht uitzonderlijk kalm. Op 11 november had de aankomst te Ponta Delgada plaats; het konvooi werd daar ontbonden. Hr.Ms. Hermelijn escorteerde gedurende de rest van de reis de Belgische mijnenveger tot het einde van het Kanaal ter hoogte van Oostende.
Via Quessant en het eiland Wight werd Pas de Calais aangelopen en via het lightschip Noordhinder werd koers gezet naar Den Helder. Op 21 november kwam Hr.Ms. Hermelijn ter rede aan en laat in de middag werd in de Buitenhaven afgemeerd. Kort na aankomst werd Hr.Ms. Hermelijn uit dienst gesteld en ging in onderhoud.
Pas in het voorjaar van 1959 werd het schip weer in dienst gesteld door luitenant ter zee der 1e klasse P. van Rees en vanaf 14 april 1959 deed het dienst bij het politietoezicht op de visserij in de Noordzee. Daarbij werden bezoeken gebracht aan Aberdeen, Esbjerg, Wilhelmshaven en Hull. Op 16 maart 1960 volgde de uitdienststelling en werd het schip toegevoegd aan de reservevloot.
Op 31 oktober 1962 werd Hr.Ms. Hermelijn van Den Helder naar Vlissingen gesleept en aldaar overgedragen aan de dienst conservatie jagers en fregatten. Vermoedelijk eind 1963 is het schip teruggesleept naar Den Helder voor onderhoud en dokken en op 4 maart 1964 keerde Hr.Ms. Hermelijn terug naar Vlissingen.
Op 14 Januari 1966 werd Hr.Ms. Hermelijn van Vlissingen naar Den Helder gesleept voor dokken, doch op 14 februari keerde het schip daarvan te Vlissingen terug.
Op 8 april 1967 werd het fregat wederom versleept van Vlissingen naar Den Helder en bleef daarna nog enige tijd op de rijkswerf in verband met een verbouwing. Op 17 september 1968 werd het schip weer in dienst gesteld door luitenant ter zee der 1e klasse J.C. de Jong (Deze werd op 1 april 1969 bevorderd tot kapitein-luitenant ter zee).
IN 1969 werd Hr.Ms. Hermelijn enkele malen aangewezen voor hydrografisch opnamewerkzaamheden. Op 8 en 9 maart werd daarbij Londen bezocht en van 9 tot 11 mei aand Southend on Sea,
Van 28 mei tot 10 juli maakte het fregat ten behoeve van de praktische tijd jongste jaars adelborsten een kruisreistezamen met Hr.Ms. Balder, Hr.Ms. Hefring en Hr.Ms. Panter. Hierbij werden Leith, Kristiansand, Gotherburg, Kiel en Guernsey bezocht.
Op 6 maart 1970 werd luitenant ter zee der 1e klasse P. Oosthout aangewezen als commandant en kapitein-luitenant ter zee J.C. de Jong afgelost. In dat jaar bracht Hr.Ms. Hermelijn in het kader van 25 jaar bevrijding rond de datum van 5 mei een bezoek aan Scheveningen, tezamen het Hr.Ms. Panter en mijnenbestrijdingsgroep 3.
Kort voor de jaarwisseling, op 27 november 1970, werd LTZ 1 P. Oosthout afgelost door LTZ 1 F. Weiffenbach.
In 1971 ving het schip aan met een periode als schip van de wacht en in voorgenomen oefening op 19 en 20 januari met Hr.Ms. Van Speyk en Hr.Ms. Dolfijn in de golf van Biskaje kon in verband met de slechte weersomstandigheden geen doorgang vinden. Op 13 februari werd deelgenomen aan de nationale oefening "Creaky Nut", aan welke oefening voor Hr.Ms. Hermelijn evenwel vroegtijdig het einde kwam in verband met de slechte weersomstandigheden. Van 26 februari tot 12 mei was Hr.Ms. Hermelijn belast met het uitvoeren van hydrografische werkzaamheden, die bestonden uit wrakken onderzoek nabij het lichtschip Texel en lodingswerzaamheden nabij Texel. Inn bovengenoemde periode werden individuele oefeningen gehouden alsmede gezamelijke oefeningen met Hr.Ms. Vos. Van 23 tot 25 april werd een bezoek gebracht aan Boston.
In de periode van 24 mei tot 7 juli was het fregat ingedeeld in de divisie fregatten 1. Van 16 tot 20 augustus en van 20 tot 25 september was Hr.Ms. Hermelijn veiligheidsschip bij respectievelijk de diepduik van Hr.Ms. Zeehond en de trimduik van Hr.Ms. Zwaardvis.
Van 25 september tot 1 okotber lag het schip, tesamen met Hr.Ms. Panter en Hr.Ms. Vos te Eckernförde in verband met de cursus met de Anti-Submarine Tactical Teacher aldaar. Van 2 tot 4 oktober werd een bezoek gebracht aan Kiel. Naast de hiervoorgenoemde verrichtingen werden tevens hydrografische werkzaamheden verricht nabij de Vlaamse banken
Van 12 tot 15 november werd een bezoek gebracht aan Newcastle upon Tyne en op 22 november nam de zesweekse onderhoudsperiode een aanvang. Deze onderhoudsperiode eindigde op 14 januari 1972. Van 17 januari tot 4 februari werden oefeningen gehouden met onderzeeboten en werd Hr.Ms. Tijgerhaai begeleid. Van 4 tot 7 februari werd een informeel bezoek gebracht aan Aberdeen. Op 25 februari legde luitenant ter zee der 1e klasse P. Weiffenbach het bevel neer en hij werd opgevolgd door luitenant ter zee der 1e klasse J.H. Scheuer.
In de periode van 10 tot 17 maart werd Hr.Ms. Zwaardvis begeleid en werd gezocht naar een wrak van de bij de Noord Hinderboei gezonken visser. Van 24 tot 26 maart werd een routine bezoek gebracht aan Great Yarmouth. Van 10 april tot 10 mei werd met de beide andere fregatten van de 'roofdier'-klasse lodingswerkzaamheden gedaan ten behoeve van de hydrografie en werd een varende ouderdag gehouden. Van 21 tot 23 april was men te Hull. Van 29 mei tot 12 juli werd het schip gezamelijk met Hr.Ms. Vos en Hr.Ms. Panter ingezet voor de bootjesreis van de jongste jaars adelborsten. In deze periode werden bezoeken gebracht aan Kopenhagen, Trelleborg, Karlskrona, Kalmar, Hamburg en Great Yarmouth, waarna op 11 juli een varende bezoekdag voor de ouders van de adelborsten werd gehouden.
na het zomerverlof trad het schip op als begeleider van de Tall Ships Race van Wight naar Malmö. Behalve de zorg voor de veiligheid van de deelnemers ...?... organisatoren van de posities van de jachten.
In de maanden september, oktober en november werd het schip gebruikt voor hydrografische opnamewerkzaamheden op de Noordzee. Deze werkzaamheden werden onderbroken door de normale onderhouds perioden en door een oefenperiode op de Anti-Submarine Tactical Trainer in Eckenförde, waaraan behalve Hr.Ms. Hermelijn, Hr.Ms. Vos en Hr.Ms. Panter, ook twee P-boten deelnamen. Na afloop van de periode op de Anti-submarine Tactical Trainer werd Kopenhagen bezocht.
Op 7 en 8 november werd het schip door de commandant der zeemacht in Nederland geinspecteerd. Vanaf 12 december werd winterverlof genoten waarna het schip een veertiendaagse onderhoudsperiode kreeg.
Het jaar 1973 stond voor Hr.Ms. Hermelijn in het teken van bootjesreizen met jongstejaars adelborsten, opnamen op hydrografisch gebied en perioden als schip van de wacht.
In januari werd, tezamen met Hr.Ms. Vos een informeel bezoek aan Londen gebracht. In de maanden februari en maart onderging Hr.Ms. Hermelijn een derdetraps onderhoudsperiode, welek zes weken duurde.
Na een opwerkperiode en enige hydrografische werkzaamheden in april en mei, ving het schip op 28 mei, tezamen met de zusterschepen Hr.Ms. Vos en Hr.Ms. Panter, als vlaggeschip van fregattendivisie 1, de zomerreis met jongstejaars adelborsten aan. Via Bremen ging het naar Rotterdam, waar de pinksterdagen werden doorgebracht. Hierna werden achtereenvolgens bezoeken gebracht aan Plymouth,, Bilbao, Lorient en Portsmouth, om op 8 juli weer in Den Helder te arriveren.
Na het zomerverlof onderging Hr.Ms. Hermelijn een onderhoudsperiode, waarin tevens een periodieke dokking op de rijkswerf viel. In deze onderhoudsperiode vond de commando overdracht plaats, waarbij luitenant ter zee der 1e klasse ir. A.J.H. van de Meerendonk het commando overnam van kapitein-luitenant ter zee J.H. Scheuer.
In september voer Hr.Ms. Hermelijn weer uit en aan het einde van die maand kreeg de commandant tot opdracht een kanon van een Nederlands koopvaardij schip, dat in 1743 bij de Scilly eilanden was vergaan en dat was gekocht door het rijskmuseum, uit Plymouth op te halen.
Van 8 oktober tot 16 november werd opnieuw fregattendivisie 1 ingesteld en op 8 oktober werd, tezamen met Hr.Ms. Vos de bootjesreis aangevangen ten behoeve van de jongstejaars adelborsten, die achtereenvolgens voerde naar Stockholm, Aarhus en Chatham. Op 1 november keerde de beide schepen weer te Den Helder terug. Hier voegde Hr.Ms. Panter zich weer bij fregattendivisie 1 en na debarkatie van de adelborsten voeren zij weer uit om gedurende een week te Eckenförde een cursus op de Anti-Submarine Tactical Trainer ....?.... Na vertrek uit Eckenförde werd getracht ondeerzeebootbestrijdingsoefeningen met Hr.Ms. Tonijn in de Noorse wateren te houden. In verband met het slechte weer moesten de fregatten dit echter opgeven, waarna de terugreis naar Den Helder werd aanvaard.
Na een onderhoudsperiode en enige oefen/opwerkprogramma's ving op 21 december het winterverlof aan.
Op 6 januari 1974 eindigde het winterverlof; van 7 tot 20 januari werd er individueel geoefend en tevens een bezoek gebracht aan Vlissingen. Van 12 februari tot 15 maart voer het schip voornamelijk als schip van de wacht. In deze periode werden bezoeken gebracht aan Delfzijl en Rotterdam. Van 29 maart tot 2 april werd Lissabon aangedaan, alwaar Hr.Ms. Rotterdam door Hr.Ms. Hermelijn van nieuwe voorraden werd voorzien. Aansluitend werd van 6 tot 8 april een bezoek gebracht aan Falmouth.
Na de paasdagen en enkele oefendagen met Hr.Ms. Wolf werd van 19 tot 22 april Hamburg bezocht. In de maand mei werd deelgenomen aan de nationale oefening en op 29 en 30 mei werd het schip door de commandant der zeemacht in Nederland geinspecteerd.
In juni lag het schip voornamelijk in onderhoud en in deze maand ving ook het zomerverlof aan. Op 16 juli, direct na het zomerverlof, voer Hr.Ms. Hermelijn als vlaggeschip van fregattendivisie 1 uit en werden achtereenvolgens Bergen, Portland en Oostende bezocht, waarvan de eerste twee havens in gezelschap van Hr.Ms. Vos. Half augustus oefende de vier fregatten van de roofdierklasse gezamenlijk op de Noordzee en hierna was het voor Hr.Ms. Hermelijn voorlopig gedaan, want gedurende de maanden september tot en met november was het schip in derdetraps onderhoud.
Op 4 december voer Hr.Ms. Hermelijn weer uit om in de resterende tijd van het jaar, afgezien van het winterverlof, als schip van de wacht op de Noordzee te fungeren.
Van 5 tot 13 januari 1975 werd er gedemagnetiseerd te Vlissingen, gevolgd door een periode van schip van de wacht. Daarna werd opgestoomd naar Portland, onderweg oefenend met Hr.Ms. Panter. Nabij Portland werden tot 20 januari voornamelijk onderzeebootbestrijdingsoefeningen gehouden met Hr.Ms. Panter en de Britse oorlogsschepen HMS Ajax, HMS Leopard en HMS Onslaught. Deze oefeningen werden afgesloten met een bezoek aan Southamton. Tot 24 januari werd daarna geoefend met Hr.Ms. Panter, waarna beide schepen een bezoek brachten aan Rotterdam.
Daarna volgde een onderhoudsperiode te Den Helder, welke tot 10 februari duurde, gevolgd door een oefenperiode met Hr.Ms. Vos, alsmede een periode van schip van de wacht. De oefeningen werden onderbroken door een bezoek aan Leith. De tijd daarna werd besteed aan visserij visserij-inspectie op de Noordzee.
Daarna werd opgestoomd naar Amsterdam, waarbij onderweg werd geoefend met Hr.Ms. Vos. De volgende dagen werden wederom oefenend op de Noordzee doorgebracht, tezamen met Hr.Ms. Vos.
Tot 24 maart ging het schip te Den Helder in onderhoud, waarna als schip van de wacht werd geoefend met Hr.Ms. Holland. Tussen 27 maart en 13 april werd een aantal korte vaartochten gemaakt vanuit Den Helder; daarbij werd ook tijd besteed aan de visserij inspectie.
Op 11 april gaf kapitein-luitenant ter zee ir. A.J.H. van den Meerendonk het bevel over aan luitenant ter zee der 1e klasse R.A. Wolff.
Van 13 tot 18 april werd deelgenomen aan een nationale oefening en aansluitend daarop volgde een bezoek aan Stavanger tot 21 april. Tijdens de terugreis naar Den Helder hadden wederom oefeningen plaats, waarna gedurende de rest van april onderhoud aan het schip werd gegeven. In de maand mei werd deelgenomen aan de visserij inspectie en werd een bezoek gebracht aan Vlissingen.
Van 30 mei tot 23 juni werd onderhoud gegeven te Den Helder, waarna aansluitend een week als schip van de wacht op de Noordzee werd doorgebracht. Van 4 tot 7 juli werd een bezoek gebracht aan Falmouth, vervolgens werd weer geoefend op de Noordzee en van 11 tot 14 juli lag het schip te Oostende. De daarop volgende week werd gefungeerd als schip van de wacht; van eind juli tot 25 augustus had het zomerverlof plaats.
Op 25 augustus vertrok Hr.Ms. Hermelijn naar de Noorse wateren voor onderzeebootbestrijdingsoefeningen met Hr.Ms. Zwaardvis. Aansluitend ging het schip op 3 september te Den Helder in onderhoud.
Gedurende de maand september werd individueel geoefend; er werd geassisteerd bij een dinghydrill op de Noordzee op 4 september; voorts werd regelmatig tijd besteed aan de visserij-inspectie. Daarbij werden bezoeken gebracht aan Bremerhaven en Great Yarmouth, daarna weer in onderhoud te Den Helder.
Met Hr.Ms. Tjerk Hiddes, Hr.Ms. Limburg en de overige schepen van de inmiddels weer in dienst gestelde fregattendivisie 1, Hr.Ms. Vos en Hr.Ms. Panter, vertrok het schip op 22 september naar Devils Hole om tezamen met Hr.Ms. Tijgerhaai tot 26 september gecombineerd onderzeebootbestrijdingsoefeningen te houden.
Op 6 oktober begon de bootjesreis 1975, waarbij de fregattendivisie werd vergezeld door Hr.Ms. Holland; deze reis duurde tot 31 oktober en daarbij werden achtereenvolgens de havens van Oslo, Flensburg en Southampton aangedaan. Daarna werd de fregattendivisie weer ontbonden.
In November was Hr.Ms. Hermelijn schip van de wacht, individueel en met Hr.Ms. Panter werd geoefend, terwijl ook tijd werd besteed aan de visserij-inspectie. Op 25 en 26 november werd een bezoek gebracht aan Delfzijl. Daarna werd weer deelgenomen aan de visserij-inspectie.
Tot half december lag het schip voor onderhoud te Den Helder. Op 11 en 12 decembe werd Hr.Ms. Hermelijn geinspecteerd door de commandant zeemacht in Nederland.
De overige tijd van de maand werd te Den Helder doorgebracht voor de uitdienststelling, welke op 16 januari 1976 plaats vond.